Een student die met succes ‘Conceptuele natuurkunde met technische toepassingen’ voltooid heeft,

• is vertrouwd met de basisconcepten en wetmatigheden van de klassieke fysica, meer bepaald uit de deelgebieden mechanica (incl. trillingen en golven), hydrostatica en hydrodynamica, elektrostatica en elektrodynamica.  Dit betekent dat de student zowel kennis verworven heeft als inzicht heeft opgebouwd in deze basisconcepten en wetmatigheden.
• kan toepassingen van deze concepten en wetmatigheden in dagelijks leven, technische systemen of technologie beschrijven en begrijpen.
• kan de wetmatigheden toepassen om problemen te analyseren en op te lossen.
• kan de wetmatigheden toepassen voor het begrijpen en analyseren van fysische eigenschappen en van fenomenen die zich manifesteren in diverse technologische toepassingen, waaronder ook fenomenen die later in het studietraject aan bod komen in meer gevorderde opleidingsonderdelen (e.g. elektronica, materiaalkunde, energietechnologie, kwaliteitsbeheersing …).
• kan zelfstandig nieuwe wetenschappelijke inzichten verwerven op basis van aangerijkt studiemateriaal en deze toepassen (practicum).
• kan concepten en inzichten op een correcte manier formuleren.

Bij het voltooien van ' Conceptuele natuurkunde met technische toepassingen' kunnen de studenten:

• de relevante parameters of gegevens in de aangeboden opgaven aangeven en deze oordeelkundig aanwenden. Ze kunnen voorwaarden en omstandigheden die een hypothese  weerleggen of ondersteunen, herkennen of aangeven.
• bij de aangeboden laboproeven, doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen, de resultaten analyseren en er de gevraagde informatie of nodige gegevens uit distilleren.
• binnen de voorziene ruimte van het verslag objectief rapporteren (in beknopte bewoordingen, tabellen, grafieken, schema’s of formules) met aandacht voor het correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data.
• feiten onderscheiden van meningen of vermoedens, hun bevindingen kritisch en objectief beoordelen en conclusies trekken en deze verantwoorden. Ze hebben een gevoel ontwikkeld voor meetnauwkeurigheid.
• in team samenwerken, zich houden aan de (technische, praktische, veiligheids-,…) instructies en voorschriften bij het uitvoeren van de laboproeven en respect tonen voor het ter beschikking gestelde labomateriaal.